Hoe het begon
Er waren tijden dat er wel branden waren, maar geen brandweer. In die tijd was het de normaalste zaak van de wereld dat alle buren te hulp schoten. Dat betekende vaak: zoveel mogelijk emmers water doorgeven om te redden wat er te redden viel. En dat was natuurlijk niet veel. Elke vorm van brandbestrijding werd aan particulier initiatief overgelaten. In 1827 vaardigde koning Willem I een Koninklijk Besluit uit waarin stond dat alle gemeenten brandspuiten en andere blusmiddelen moesten aanschaffen. Maar Leusden was daar nog helemaal niet rijp voor. De Gemeente Leusden was een kleine, agrarische gemeenschap zonder industrie. Er waren slechts 244 huishoudens, verspreid over de kernen Achterveld, Leusbroek, Stoutenburg, Asschat en Hamersveld. Er waren drie handbrandspuiten in particulier bezit. De gemeente vond het nog niet nodig om tot aanschaf over te gaan. De gemeente ging wel over tot het verzekeren van eigendommen tegen brandschade. Daardoor kwamen ook de eerste preventiemaatregelen om de hoek kijken. Zo werd het bijvoorbeeld verboden om “met brandende tabakspijpen zonder dopje langs publieke wegen of in de bosschen te gaan.” In 1830 besloot de gemeente toch om een draagbare brandspuit aan te schaffen. Dat geintje kostte maar liefst 89 gulden. Hij werd gestald bij de smid midden in het dorp. De smid, zijn knechten en een paar buren gingen van tijd tot tijd oefenen met de spuit. Waren zij de eerste vrijwillige brandweer van Leusden?
Bestrating
Rond 1868 besteedde de gemeente veel geld aan het bestraten van wegen, die tot die tijd allemaal onverhard waren. Zo werd in deze jaren de Asschatterweg tussen Leusden en Barneveld bestraat. Branden bestrijden werd hierdoor een iets minder hopeloos karwei. Men kon er sneller komen, ook al ging het vervoer van de spuit nog met het paard en de wagen van Manus van den Hengel. In 1870 kwam er een tweede, draagbare brandspuit met dubbele werking (zuigen en persen) en werd er een brandspuitenhuis gebouwd. De 'brandweer' oefende regelmatig. De gemeente groeide snel. In 1878 ontstaat de gewoonte om na een brand toch te kijken wat nou de oorzaak geweest kon zijn. Dat een brand gewoon een onoverkomelijke ramp is, wordt niet zomaar meer geaccepteerd.
Preventiemaatregelen breidden zich uit. Zo wordt het binnen de bebouwde kom verboden om nog een rieten dak of veel hooi opslag te hebben. Inmiddels bestond de brandweer uit 24 geoefende personen, vooral pompbedieners, zij moesten het water oppompen. Naast het gemeentehuis aan de Burg. de Beaufortweg werd een schuurtje gebouwd waar één brandspuit kon staan.
Het eerste brandweervoertuig
De uitruktijd met paard en wagen bleef echter een probleem. Want stond een boerderij eenmaal in vuur en vlam – en dat geldt nu ook vaak nog - dan was er niets meer aan te redden. De mentaliteit was ondertussen wel veranderd: Werd in 1830 brand nog beschouwd als iets wat je gewoon overkwam, na 1870 probeerde de brandweer de brand zoveel mogelijk te bestrijden en voorkomen. Na 1900 kwamen de grote veranderingen. Industrie, bevolking en verkeer maakten dankbaar gebruik van de nieuwe technologische ontwikkelingen. En dat zorgde weer voor een groter brandgevaar. In 1926 kocht Leusden een T-Ford met motorspuit, onze eerste echte brandweerauto. Hij had zes zitplaatsen, een brandweer bel en een schijnwerper. De brandweer kon voortaan veel sneller bij een brand zijn in dit comfortabele voertuig zonder luchtbanden, voorruit, etc. Overigens heeft hij niet veel dienst hoeven doen, want er waren in die tijd nog geen acht branden per jaar, de kleintjes meegerekend.
Meer samenwerking
Voor de alarmering zat er een bel aan het gemeentehuis, maar vaker werd de brand gewoon persoonlijk gemeld. De afstanden waren nog klein en er konden snel voldoende mensen opgetrommeld worden om de brand te bestrijden. Zodra er een chauffeur was, reed de wagen weg. In 1910 kregen Stoutenburg en Achterveld gezamenlijk een eigen brandweer. Bij grote branden kwamen natuurlijk de beide brandweren samen in actie. Tijdens WOII werd de Achterveldse ploeg opgeheven, maar na de oorlog trad zij weer aan. De brandweer trad in 1931 toe tot de Utrechtse Brandweerbond. Die adviseerde voor de hele regio over alles wat met brand en materiaal te maken had. Er werd een hoop op elkaar afgestemd, wat tot gevolg had dat de verschillende gemeenten elkaar bij een grote brand steeds makkelijker konden helpen, omdat ze dezelfde aanpak en hetzelfde soort materiaal hadden. Na een jaar of acht viel de Ford bijna uit elkaar van ellende.
5 uitrukken per jaar
Er werd een zwaardere Ford aangeschaft waar de brandspuit opgebouwd werd. De bergschuur achter het gemeentehuis werd omgebouwd tot brandspuitenhuis. De sfeer binnen het team was uitstekend. Wanneer er brandalarm was, liet iedereen onmiddellijk zijn werk in de steek en fietste of holde naar de garage. Als de wagen al weg was, fietste je er snel achteraan. Pas in 1941 wordt de organisatie aangepakt. We spreken vanaf dat moment van een officiële Vrijwillige Brandweer. Na de oorlog, tijdens de wederopbouw, ontkwam ook Leusden niet meer aan grote veranderingen. Leusden zou een stad worden, de landelijkheid zou verdwijnen. De brandweer werkte voortaan niet meer op eigen verantwoording, maar op die van de gemeenteraad. De alarminstallatie werd ook vernieuwd. Op het dak van het gemeentehuis kwam een elektrische sirene en de melding kon via meldposten waar een telefoon hing gedaan worden. Er werd maandelijks geoefend, hoewel het aantal uitrukken in de jaren '50 slechts gemiddeld vijf per jaar betrof.
Water mee naar de brand
In 1950 werd samen met Achterveld een 8-persoons Dodge autospuit aangeschaft met voorbouwpomp met een capaciteit van 2100 liter per minuut. (De Dodge werd in 1966 verkocht en in 1981 teruggekocht en volledig gerestaureerd. We pronken er nog regelmatig mee tijdens bijzondere gelegenheden). Het waterprobleem werd ook aangepakt. In 1951 werd een klein deel van de gemeente aangesloten op het waterleidingnet en kwamen er 10 brandkranen. In 1956 werd de Ford 'Nevelspuit' aangeschaft. Het grote voordeel van dit voertuig was dat hij over een watertank beschikte. De brandweer had nu dus gelijk water voor een eerste inzet. In 1960 fuseerden de brandweer uit Achterveld en Leusden en er werd een Faun wagen met hogedrukspuit aangeschaft. Eind zestiger jaren was de bevolking bijna verdubbeld ten opzichte van 30 jaar geleden en dat had de nodige gevolgen.
Professionalisering
De techniek en de branden werden complexer. Blussen op goed geluk was niet meer aan de orde. Het volgen van een gedegen cursus werd verplicht en zou de jaren daarna alleen maar uitbreiden. Zo kwam in de jaren '70 de cursus persluchtmaskerdrager erbij, en in de jaren '80 hulpverlener. Een ingewikkelde maatschappij vroeg om steeds meer speciale kennis. De Faun wagen had nooit lekker in elkaar gehangen, en werd in 1970 vervangen door een Commer en er was inmiddels een Landrover met centrifugaal waterpomp aanwezig. Alle auto's werden uitgerust met blauwe zwaailichten en signaalhoorns. Het aantal branden nam toe, ook omdat er nu wel eens een auto in brand vloog. Vanaf halverwege de jaren '70 kwamen er grote veranderingen. De taak, het materiaal en de organisatie zelf waren veranderd. Alles werd groter, zakelijker en efficiënter. Er komt een kazerne aan de Zwarteweg en er wordt een stil alarm ingevoerd: Alle brandweermensen dragen voortaan een pieper. Een brand of ongeval meld je ook niet meer bij het korps, maar bij de Centrale Meldkamer. Voortaan hebben de inwoners van Leusden geen flauw idee meer dat de brandweer midden in de nacht uitrukt. De opleiding werd ook aangepast. Vanaf begin jaren '80 is elke brandweerman verplicht om een speciale opleiding te volgen en regelmatig getest te worden op fitheid.
Brandkranen
Water binnen de bebouwde kom is in de tachtiger jaren geen probleem meer door de 500 brandkranen in de gemeente. Voor een grote brand kan zelfs voor enkele uren om meer druk op de waterleiding gevraagd worden. Qua auto's heeft de brandweer meerdere mogelijkheden. Voor de eerste uitruk staat er altijd een tankautospuit (TAS) met een gecombineerde hoge en lage druk klaar, zoals de Mercedes TAS-HOLD. Daarin hangen persluchtmaskers (tegenwoordig heet dat overigens ademlucht) en hulpverleningsattributen zoals een spreider en een schaar. Ook zit er een aanvalskorf in met de belangrijkste eerst benodigde materialen en hulpmiddelen. In de tachtiger jaren komen ook de eerste brandweervrouwen in Utrecht. Het Leusdense korps was verdeeld in twee ploegen die elk een maand dienst hadden. De mentaliteit van de inwoners veranderde ook. Vroeger werden brandjes zelf geblust, je kon niet anders. Nu werd de brandweer makkelijk gebeld, ook voor brandjes die men met een emmer water zelf uit kon maken.
Assistentie
Assistentie van andere gemeenten wordt als niet meer dan normaal beschouwd. Zo boden bij de bekende brand van Zwembad Bavoort in 1985 voertuigen van Soest en Amersfoort assistentie. Tegenwoordige beschikken we over divere specialistische voertuigen zoals twee tankautospuiten voor zowel brandbestrijding als hulpverlening, een haakarm voertuig met groot watertransport, een motorspuit aanhanger, een ladderwagen en een oefenvoertuig.
De ladderwagen (redvoertuig) is in gemeenschappelijk verband aangeschaft met Woudenberg, zodat beide gemeenten niet allebei zo'n duur voertuig hoefden te kopen. De ladderwagen rukt dus ook uit naar Woudenberg, Achterveld en is soms zelfs in Amersfoort nodig voor assistentie van de ambulance als iemand horizontaal door het raam naar buiten moet
Tegenwoordig
Op de voertuigen is alles aanwezig om aan de meest uiteenlopende incidenten hulp te kunnen bieden: Hoge en lage druk slangen, waterkanonnen, ademlucht toestellen warmtebeeld camera's, hulpverlenings materialen voor ongevallen, binnenkort AED's voor reanimatie, een EHBO tas, aanvalskaarten, etc. Te veel om op te noemen. De selectieprocedure en opleiding is verplicht en pittig. Pas na het volgen van de opleiding brandwacht 2e klas mag je mee op de uitruk, maar dan ben je al een tijd verder. Maar des te mooier is het moment dat je eindelijk in het bezit komt van je 'pieper'. Daarna volgt de specialisatie Hulpverlener. Nu mag je ingezet worden naar ongevallen. De meesten volgen daarna de opleiding Hoofd Brandwacht. Een aantal mensen wordt opgeleid om op de ladderwagen te mogen rijden en/of om chauffeur/ pompbediener te worden. Leusden is groot geworden. Jaarlijks rukken we meer dan 200 keer uit. Als u de deur achter u dicht trekt zonder sleutel terwijl uw kindje ligt te slapen, als u brand krijgt in uw huis, maar ook bij grote incidenten in andere gemeenten. Dit doen we graag. Het brandweer werk is onmogelijk als je niet enorm gemotiveerd bent om op elk uur van de dag, of midden in de nacht ineens om te moeten schakelen en in actie moet komen om hulp te bieden. Maar dat is wat het brandweerwerk voor de meesten zo interessant maakt.
Bronvermeldingen:
De tekst is een zeer beknopte samenvatting van het boekje “Leusden uit de brand” uit 1986, geschreven door Ali Ton, herschreven en aangevuld met nieuwe feiten door Robin Hartogsveld. Foto's door Frans van Loenen, Peter de Kok en Imran van de Lagemaat